zondag 11 september 2011
29 augustus 2011 Negerzoen
We zitten in aan de koffie in het Thomashuis. See zit er bij en na een kleine inzinking oogt ze nu fit. In een schaaltje liggen kleine negerzoenen (al mogen die niet meer zo heten…) en iedereen aan tafel neemt er een. Zo ook See. Maar ze laat het zoentje onberoerd op tafel liggen. Verschillende mensen sporen haar aan: ‘pak de negerzoen maar, eet maar lekker op, lekker zoet hoor’. Ze kijkt er naar, maar neemt verder geen aanstalte om de lekkernij in haar mond te steken. Ze pakt het ‘ding’ op en kijkt er verdwaasd naar. Na de aansporingen brengt ze de versnapering tot aan haar mond, maar hapt er niet in. Alle aansporingen ten spijt blijft het daarbij, tot ze verzucht ‘ik vind het eng’. Ik realiseer me dan hoe bedreigend de wereld voor haar aan het worden is. Hoe bedreigend ze de oude, ooit vertrouwde wereld, soms ineens ervaart. De negerzoen als wezensvreemd object, dat je dus niet zomaar in je mond doet. Of dat zelfs iets engs heeft. Mijn God, wat wordt het leven dan beangstigend. Wat een stress voor haar. Wat doet ze het dan nog goed. Dat ze het toch nog aandurft om te bijten in dat rare bruine ding, met wit gevuld.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten