woensdag 12 september 2012

I.M.20 donderdag 5 juli 2012 Gestorven

We zijn mentaal en fysiek in haar directe nabijheid. Ze moet hard werken, ook dit stervensproces krijgt ze zogezegd ‘niet cadeau’. Langzaam aan, beetje bij beetje, gaat ze over de grens. We brengen haar zo ver mogelijk. De arts wordt gebeld en op de valreep krijgt ze Morfine en Dormicum toegediend, onder de vervreemdende noemer van ‘comfort’. Ons meisje glijdt weg en hoe moeilijk ook, ik moet haar de ruimte geven om ècht te kunnen gaan. In letterlijke en fysieke zin; ruimte voor haar maken; haar niet vast houden, wat ik het liefste wil doen. Zo laat ze ons steeds verder achter zich. Wij: ontredderd, verdrietig, onthutst. Het gaasje met haar laatste druppel bloed, waarmee de arts haar arm schoonveegde na de spuit, steek ik bij me. Alles van haar is voor mij van waarde. Ik wil haar te graag bij me houden maar het kan niet meer. Er is geen weg meer terug. Haar handjes verkleuren en haar adem stokt. De huid en haar lippen worden vlekkerig. Daar gaat ze, alleen op reis. De reis die we allen alleen zullen maken. Maar haar hart geeft het niet zomaar op: er volgt nog een ruim uur van zogenaamd ‘gaspen’, ofwel een doorkloppen van het hart met een raspende ademhaling, soms zelfs na twee minuten ‘niets’. Ik leg mijn hoofd over haar borst en hoor het hart regelmatig doorkloppen. Maar dan, om 04.50 uur geeft ze letterlijk en figuurlijk de geest. Ze is weg. Weg van ons. Naar die andere kant. Naar haar vader; naar haar broer. Gestorven in onze armen. Mijn lieve See, mijn alles. Mijn zus en mijn kind. Ik was erbij. Naast jou. En nu, als het kan: blijf ons nabij.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten