donderdag 28 juni 2012

25 juni 2012 Status Epilepticus

Ik zit op het matras dat naast haar bed ligt en houd haar in de gaten. Na een heftige zondag, waarin haar paniek leidend was, vertelt Helma in de ochtend aan de telefoon dat de nacht zo mogelijk nog heftiger was. Ik nam een besluit. Vier dagen eerder dan gepland stop ik nu met werken. Ik maak de werkweek niet meer vol en reis af naar Tilburg. Daar treft ik See nog heel even in goeden doen. Ze is heel blij me te zien. Maar dat tij keert zich wanneer ze in een doorlopende reeks van insulten en spierspanning schiet. Uiteindelijk ligt ze in bed, maar ook daar zet het patroon zich voort. Dit is niet meer te doen. We besluiten de huisartsenpost te bellen en even later staat de dienstdoende arts, met broeder, in de kamer. Hij vindt See als ‘casus complex’ en stelt vast dat sprake is van een status epilepticus, ofwel een aaneengesloten reeks epileptische insulten, waar ze niet uit komt. Normaal is dan het beleid om iemand naar het ziekenhuis te brengen, maar ik geef pertinent aan dat dat geen optie is. Vincent is op de speaker va de telefoon en zo wikken, wegen en overleggen we.  Er wordt telefonisch overleg gevoerd met de dienstdoende neuroloog in het ziekenhuis, waarna wordt besloten tot het (lap of wonder)middel Rivotril, waarmee ze in een  diepe slaap moet vallen. Dat gebeurt. Al doorpratend met deze arts valt het zwaard van Damocles: een heftig beeld, geen blijvend herstel met de betreffende middelen, reken dan op weken, bereid je daarop voor. Als een gewonde leeuw schreeuw ik de nacht in. Even daarna bel ik met Vincent en Marcel.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten