Het is Pasen. Morgen halen we See op en gaat ze mee naar Berkel-Enschot, naar mijn moeder. Ze is erg blij over dit vooruitzicht. We zullen er overdag zijn en, jawel, ook blijven slapen. Jarenlang sliep See in de weekenden daar, in bed naast mama, hand in hand. Al de jaren dat ze in de instelling woonde was thuis bij mama. Daar vond ze rust. Als mama haar hand ’s nachts losmaakte en See dit merkte vroeg ze slaapdronken ‘krijg ik jouw hand zo weer terug’. Optimaal vertrouwen en een bron van warmte. En morgen mag het weer.
Toen ze drie jaar geleden naar het Thomashuis verhuisde was ze daar al snel helemaal thuis. Het thuisgevoel verplaatste zich van Berkel-Enschot naar Tilburg. Ze nam het als een gegeven dat ze niet meer tijdens de weekenden bij mama zou slapen. En dit zeker niet ‘tegen wil en dank’. Ze had met haar 41 jaar eindelijk een thuis. We waren er allemaal erg blij over. Een eigen plek. De logische plek voor haar eigen bed. Maar soms, al is het een nachtje, slaapt ze naast mama, pakt ze haar hand en is helemaal ‘kind van’. Ze verheugt zich daarop. Mooi woord eigenlijk ver-heugen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten