vrijdag 9 maart 2012

29 februari 2012 Rituele vraag

Vanuit mijn kloostercel bel ik even met mijn moeder die, zoals altijd op woensdag, vandaag bij See is geweest. Ik stel de inmiddels rituele vraag: hoe was het? Mijn moeder vertelt: dat See ‘iets’ wilde vertellen (nl. dat haar aangepaste stoel voor aan tafel morgen wordt gebracht), maar er niet uit kwam. Ze bleef steken in het eerste woord ‘morgen...’ en keek dan hulpeloos in het rond. Ze keek ook naar een huisgenoot en pakte de tafel beet. Mijn moeder vertelde dat ze, onder de nieuwe tafellamp, met See ging kleuren, maar dat See de stift niet meer goed kon vast houden, links noch rechts; dat See op het verzoek van mijn moeder de dop op de stift zou doen: in haar rechterhand de stift – in haar linkerhand géén dop, maar wel de beweging makend alsof ze de dop op de stift deed. Een soort van ‘fantoomhandeling’ dus. We verzuchten; we benoemen: het gaat deze maanden weer snel achteruit. Ik vrees het moment dat ze ons of andere naasten niet meer herkent of namen echt niet meer 'naar boven kan halen'. We spreken uit dat wij vooral last hebben van deze gedachten. Haar besef is niet dat ze in een glijbaan omlaag zit. We gaan door en spreken uit dat Helma en Kees voor See de bakens zijn. We sluiten ons telefoongesprek af: ik ben even heel blij met mijn kloostercel. Een veilige haven, alleen voor mij, ver weg van de bewoonde wereld. Lekker overzichtelijk.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten